Het begon allemaal op 6 september 1949, toen de heer GEEREVLIET een uitnodiging stuurde aan enige medestanders van de watersport, om ten huize van betrokkene te bespreken hoe te komen tot het maken van richtlijnen en regels tot het oprichten van een watersport vereniging.

De vergadering werd gehouden ten huize van de heer Geerevliet aan de Bloemendaalseweg te Bloemendaal. Eventueel gemaakte reiskosten zouden worden vergoed, maar waaruit deze betaald zouden worden werd niet vermeld.

De door hem uitgenodigde collegae waren:

De heer Kolenbrander Bootsman
De heer Heijmen Bootsman
De heer Fiévez Bootsman
De heer de Vries Sgt schrijver
De heer Becht Sgt monteur
De heer Muller Kpl hofmeester
De besprekingen ten huize van de heer Geerevliet zouden moeten leiden tot het samenstellen van een voorlopig bestuur. Dat het een vruchtbare vergadering is geweest kan men afleiden uit het feit dat reeds op 17 september 1949 een vereniging werd opgericht met de naam:

"MARINE WATERSPORT VERENIGING"

Nu moest een bestuur worden samengesteld, op dat moment waren er nog geen leden dus van kiezen was uiteraard geen sprake. Er werden diverse vergaderingen belegd om Statuten en Reglementen samen te stellen. Ook werd de contributie vastgesteld en wel op ƒ 1,-- per maand.
Verder werden er afdelingen gevestigd te Den Helder, Hilversum en Rotterdam. Agentschappen waren aanwezig te Amsterdam en aan boord van Hr.Ms. Karel Doorman.
Men bouwde goede contacten op met de Marineleiding, welke de doelstelling van de jonge vereniging van harte ondersteunde. Daar de Marine in die tijd erg krap bij kas zat, hoefde men uit deze hoek niet op financiële ondersteuning te rekenen.

Dit gaf voor het nog jonge bestuur al de eerste problemen. Maar slim als zij waren klopte men aan bij de VBZ, want in de statuten was opgenomen dat gewone leden kunnen zijn:
" personeel der Koninklijke Marine, die lid waren van de VBZ (art. 7)."
En bij beëindiging van het lidmaatschap van de VBZ beëindigde ook het lidmaatschap van de MWV.

Het bestuur deed dan ook voorstellen tot het aangaan van geldleningen bij het hoofdbestuur der VBZ. Elk jaar moest een bedrag worden afgelost, dit te bepalen door het hoofdbestuur der VBZ.
Op de vergadering van de MWV, waar, over de geldlening werd besproken in tegenwoordigheid van het hoofdsbestuur van de VBZ, werd goedkeuring gegeven. In verband met de ledenwerving werd bekend gemaakt, via een brief dd. 24 oktober 1949 aan de leden, die zich bezig hielden met het werven van leden, dat het bestuur nu een lening was aangegaan van ƒ 20.000,-- om jachten en kano's te kopen. Hiervoor kregen wij de grootste medewerking van de VBZ en ook van de kant van de Marine. Dit was dus in feite niet alleen werven voor de MWV, maar ook voor de VBZ gezien de statuten.

Groot was dan ook de verbazing toen via de majoor Wendel werd vernomen dat de lening geen doorgang kon vinden. Het hoofdbestuur van de VBZ heeft zich garant willen stellen voor een bedrag van ƒ 20.000,-- en getracht een lening te sluiten bij de Middenstandsbank. Dit gaf nogal problemen, zodat het hoofdbestuur van de VBZ zich heeft teruggetrokken.

Ten einde raad werd er aangeklopt bij het MSF. In de brief van dd. 21 november 1949 werd aan het MSF gevraagd of zij in hun eerst volgende vergadering wilden bespreken of het mogelijk was om ƒ 20.000,-- te lenen aan de Marine Watersport Vereniging tegen normale voorwaarden. In de brief van 9 december 1949 antwoordde de MSF, dat de statuten van het fonds niet toestonden een dergelijke transactie aan te gaan.

Wat nu te doen, penningmeester de heer P.C. Becht vroeg een onderhoud aan met een vertegenwoordiger van de Rotterdamsche Bank N.V. betreffende "Obligatielening" ad ƒ 20.000,-- ten laste van de MWV.
Naar aanleiding hiervan zijn er brieven uitgegaan te weten naar: MSF, Boll & Dunlop's distilleerderij, Wilton Fijenoord N.V., Lever Brothers & Unilever N.V. en Distilleerderij en Likeurstokerij "De Olifant" van J.J. Melchers Wz. Hierbij werd het verzoek gedaan om zo mogelijk een bedrag van ƒ 2.500,-- aan de door de MWV uit te geven obligaties van ƒ 100,-- te willen beleggen. Helaas bleek er geen belangstelling voor deze obligaties.

Dat de geldperikelen ook binnen de Marine doorsijpelden moge blijken uit het volgende. Op voorspraak van de Commandant Onderzeedienst heeft het bestuur een brief verzonden aan de Adjudant van de Prins om een audiëntie aan te vragen met de bedoeling hem te vragen of ZKH geen gaatje voor ons zou weten. Helaas had de Adjudant van ZKH deze brief verkeerd begrepen en kregen wij het bericht, dat dit niet door kon gaan, daar hij dacht dat wij ƒ 20.000,-- van de Prins zelf zouden willen lenen.

Ons eerste onderkomen bestond uit een vlot met daarop vier palen en een zeiltje, zodat de kano's, met de namen "AA" en "EE", afgedekt konden worden. Het vlot lag afgemeerd aan de Binnenhaven tegen over de Atjeh loods. Daar lagen ook fregatten van de Bitterklasse afgemeerd, zodat regelmatig voorkwam dat ons vlot verhaald moest worden vanwege deze fregatten. Een leuke anekdote uit die tijd komt van Ome Jaap Willemse. Ook toen wist de jeugd al van vernielingen, want regelmatig werd de opstelling (tentje) op het vlot vernield. Ome Jaap was daar doodziek van en gaf een paar matrozen opdracht om een hek te plaatsen. Alleen was zijn baas daar niet zo van gediend en moest hij op parade komen wegens het oneigenlijk inzetten van Marine personeel. Dat kwam hem te staan op vier dagen lichtarrest. Wat je al niet over moest hebben voor je vereniging.

De afdeling Hilversum kreeg de eer als eerste een kleine BM-er te stationeren met de naam "Rijn". Het bestuur sprak de wens uit dat de afdeling veel plezier mocht hebben van de eerste aankoop.
Gelukkig ging het goed met de ledenwerving, zelfs zo, dat gezocht moest worden naar een beter onderkomen. Het bestuur ging dan ook op pad en men vond in Den Oever een oude woonark die gebruikt werd als logementschip voor de duikersopleiding en vervolgens werd afgedankt, deze leek geschikt voor de vereniging. Een ligplaats was in overleg met de Marine snel geregeld. In 1958 kwam de "Castor", zo heette ons nieuwe onderkomen, die werd afgemeerd op de oude plaats van het vlot en kreeg daar zijn vaste ligplaats. Voor de woonark werd door middel van vlotten een haven gebouwd waar de verenigingsschepen en die van leden hun ligplaats vonden.

Dat het niet altijd rozengeur en maneschijn was moge blijken uit een verslag van de algemene ledenvergadering uit die tijd. Het bestuur stond een grote uitbreiding van de eigen vloot voor ogen. Men wilde overgaan tot het aanschaffen van zes grote BM-ers en een Aeolus kruiser. Het bestuur was van mening dat het verenigingsbelang prevaleerde boven de booteigenaars-belangen.

Derhalve werd een statutenwijziging voorgesteld met de bedoeling verenigingsboten voorrang te verlenen bij het toekennen van ligplaatsen. Indien er plaatsen over waren, dan werden die aan de leden toegewezen. Daarvoor was het zo, dat men uitsluitend aanspraak kon maken op natte winterberging.
De vergadering had daar behoorlijk wat problemen mee, daar bij de oprichting het toenmalige bestuur geen moeite te veel was om leden-booteigenaren, om de MWV groot te maken. Nu de MWV "groot" begon te worden en zelf schepen had, waren zij ineens niet meer nodig, zo redeneerde men. Het moet er tijdens die vergadering erg heet aan toe zijn gegaan. Onderleiding van de heer Koppenhol werd de vergadering voor beraad, maar ook om af te koelen, geschorst.

Na de schorsing kwam het bestuur met een voorstel de statuten te wijzigen met de restrictie dat men jaarlijks een verzoek indiende voor een ligplaats en dat het bestuur voor de aanvragen voor een ligplaats, een wachtlijst zou aanleggen, aldus werd besloten. Dat het genomen besluit niet unaniem was moge duidelijk zijn, alleen de booteigenaren waren tegen. Ook toen was het beleid van de vereniging de zeilsport te promoten en zoveel mogelijk leden zich te laten bekwamen in deze mooie sport.

Na verloop van tijd bleek door de toename van het aantal leden en bootbezitters de "Castor" niet meer te voldoen. Het clubschip was moeilijk te onderhouden, maar wat wil je, de oude dame was al zo'n 60 jaar oud. En voor het onderhoud van de boten maakte men gebruik van een loods van de firma Strabo aan de Oostslootstraat. Zodoende besloot men een commissie in het leven te roepen onder leiding van de heer S.J. de Vries. Zij kregen als opdracht om op zoek te gaan naar een woonark waarin ruimte moest zijn voor een kantine en een onderhouds-/bergings gedeelte.

Al gauw bleek dat dit geen gemakkelijke opdracht was zeker niet in de tweedehandsmarkt. Men besloot tot nieuwbouw. Jachtwerf "De Blauwe Wimpel" te Diemen kreeg de opdracht voor een bedrag van om en nabij de ƒ 100.000,--. Het nieuwe clubschip werd 28 meter lang en 9 meter breed. Op de benedenverdieping konden zo'n 24 schepen opgeborgen worden. Boven een grote kantine met keuken, douches en toiletten en een bestuurskamer. Al met al een grote verbetering ten opzichte van de "Castor" en er hoefde geen ruimte meer gehuurd te worden voor de winterberging van de clubschepen, dus kostenbesparend.

De officiële opening was op zaterdag 15 juni 1968 en werd verricht door mevrouw E.H. Lindner-Rosier de echtgenote van de technisch adviseur van de MWV. Aan de ingebruikneming werden gekoppeld een receptie en zeilwedstrijd, waarmee het zeilseizoen werd geopend. De oude "Castor" werd overgedragen aan het zeekadettenkorps.

UITREIKING ZILVEREN SPELD

Aan de heer S.J. de Vries, een der oprichters van de vereniging werd voor het eerst sinds de oprichting van de vereniging de zilveren speld uitgereikt. Hij kreeg deze voor zijn vele verdiensten voor de vereniging. Daar de heer De Vries met functioneel leeftijdsontslag ging moest hij conform de statuten van die tijd het bestuur verlaten en werd buitengewoon lid zonder stemrecht, zo ging dat.

BEVORDERING TOT VAK-OFFICIER

Een andere regel uit die tijd was, dat je de vereniging moest verlaten als je bevorderd werd tot officier van vakdiensten. Van de ene op de andere dag telde je niet meer mee. Je kon dan nog lid worden van de KMJC. De initiatiefnemer van de vereniging, de heer Geerevliet, werd daar zelf de dupe van.

OPENING DEPENDANCE MARINE VLIEGKAMP VALKENBURG

Op 11 mei 1978 opende de Commandant van de Marine vliegkamp Valkenburg, de geheel vernieuwde zeilboet van de Marine Watersport Vereniging / OS&O. Deze zeilboet was gelegen aan de Kagerplas in Zuid-Holland en bevond zich in de jachthaven van de familie Jonkman. De aldaar gestationeerde jachten van de MWV en OS&O, werden gebruikt door leden die in de rol liepen van Valkenburg. Uiteraard moesten zij in het bezit zijn van het benodigde brevet. Door het aanleggen van de Schiphollijn moest de oude zeilboet eraan geloven en werd er plaats gemaakt voor het asfalt. Hierdoor werd de jachthaven in noordelijke richting uitgebreid door middel van een uitgraving één en ander ter compensatie van het verloren gegane gedeelte ten behoeve van de Schiphollijn. Ter gelegenheid van de opening werd aan de OS&O Officier een schildje van de MWV aangeboden en werd de hoop uitgesproken, dat men nog vele jaren gastvrijheid zal mogen genieten van de jachthaven Jonkman. Helaas moesten wij in 1998 het contract met Jonkman opzeggen.

DE DEPENDANCE VAN EWIJCKSLUIS - DE HAUKES

Dat het ook wel eens tegen kon zitten binnen de vereniging, was het besluit van de gemeente Anna Paulowna dat wij niet langer gebruik konden maken van de boet op Van Ewijcksluis. Men vond dat het dijklichaam verzwakt werd, zodat wij niet meer aan de buitenkant konden bivakkeren. Het bestuur heeft er alles aan gedaan om de besluitvorming te wijzigen tot aan de Provincie toe, maar niets mocht baten. Om toch in de behoefte te voorzien werden er tien ligplaatsen verkregen bij de watersport vereniging Anna Paulowna. Daar hebben wij van 1985 tot 1987 gebruik van gemaakt. Intussen werd er ook uitgekeken naar andere mogelijkheden. De woonark nabij de Balgzandbrug was te koop en het daarbij gelegen water leek een mooi alternatief. Alleen toen de prijs van de woonark bekend werd, was het toch wel even slikken ƒ 140.000,-- en dat kon bruin niet trekken. Gelukkig had de Watersport Vereniging Amstelmeer plannen om te gaan verhuizen. Hun clubhuis stond toch wel ver van hun haven en op de kop van de haveningang werden zij in de gelegenheid gesteld om een nieuw onderkomen te bouwen.

Na diverse gesprekken met de Voorzitter van de Watersport Vereniging Amstelmeer, de heer De Koning en uiteraard met toestemming van de leden, werd in 1986 besloten tot het aankopen van de boet De Haukes. Op 16 april 1987 werd het nieuwe onderkomen door de burgemeester van Wieringen, de heer Post, geopend en hadden wij er een prima onderkomen bij. Natuurlijk moest er nog veel gebeuren, maar onder leiding van de eerste beheerder Teun Houtriet en later de heer Geene, voelden een ieder zich er al gauw thuis. Het voordeel van deze locatie was het grote aantal ligplaatsen en men kon gelijk het meer op. En om wedstrijden te varen was het helemaal ideaal.

In 1986 vond ook de besluitvorming plaats tot het aankopen van 18 nieuwe Centaurs. We hadden door de jaren heen een ratjetoe aan schepen verkregen, denk hierbij aan Vauriens, 16 m², Vrijheids en Centaurs.
Voor het onderhoud was dit vaak een probleem en men wilde graag standaardiseren. Een andere bijkomstigheid was dat ons ter oren was gekomen dat de Koninklijke Marine in 1988 de Sea Week wilde organiseren en van onze expertise gebruik wilde maken. Wat was nu mooier om met gestandaardiseerde schepen het water op te gaan, zodat een ieder gelijke kansen had. Of met een ratjetoe aan schepen te moeten varen wat ook geen visitekaartje voor de Marine was. Het volgende werd besloten; de vereniging koopt de schepen en de Marine de zeilen, en zo geschiedde. Symbolisch werd de eerste Centaur, met de naam "Baroe", gedoopt door de echtgenote van onze beschermheer Vice Admiraal Brainich von Brainich-Felth. De Sea Week was een groot succes er was nog nooit zoveel reuring geweest op De Haukes en het bleek, dat onze vereniging in staat was grote wedstrijden te organiseren. Zo groeide de boet in De Haukes, want dat was het in eerste instantie, uit tot een watersport centrum waar het goed vertoeven is. In 1994 werd het dak vernieuwd. Onder de bezielende leiding van Theo Souren en technische assistentie van ons gewaardeerd Belgisch lid Rudie Willems en vrijwilligers kreeg het gebouw een heel ander aanzicht. Precies passend met de omgeving.

Een wel zeer zwarte bladzijde in het bestaan van onze vereniging was het heengaan van de heren Van Asperen, Van Blerck en Van Dillen. In die tijd was het gebruikelijk dat tijdens het zomerseizoen een van onze jachten op locatie in Flensburg (Duitsland) gestationeerd werd. De bovengenoemde heren, vrijwilligers, wilden de "Stern" op 2 september 1985 terug varen vanuit Flensburg naar Den Helder. Op 6 september 1985 bereikte ons het bericht vanuit de Bondsrepubliek dat het jacht de "Stern" onbemand was aangetroffen op het strand van het eiland "Langeoog" (BRD). Inmiddels was vanuit de OSRD organisatie op Helgoland een opsporings- en reddingsactie opgestart, welke resulteerde in het melden, dat twee stoffelijke overschotten waren gevonden. Na identificatie bleken dit de stoffelijke overschotten van wijlen de heren Van Blerck en Van Dillen te zijn. Op donderdag 12 september werd eveneens het stoffelijk overschot van de heer Van Asperen gevonden. Ten aanzien van de toedracht kan men slechts in het duister tasten en de feiten die geconstateerd zijn als les interpreteren.

DE NIEUWE HAVEN

Op 10 mei 1995 werd door het bestuur besloten om een commissie samen te stellen, die moest gaan onderzoeken wat de mogelijkheden waren om tot een herinrichting van de haven te komen. 7 Juni 1995 werd de commissie geïnstalleerd.

De eerste vergadering van de Herinrichting Haven Commissie (HHC) werd gehouden in de tweede week van september. In deze vergadering werd een taakverdeling gemaakt en aan de hand van de taakomschrijving en de opdracht, is de commissie vol goede moed aan het werk gegaan.

Al gauw kwamen er twee plannen uit de bus rollen.
Plan 1: Het clubschip verplaatsen richting ARZV en de ARZV verplaatsen naar de Jaap Willemse steiger.
Plan 2: Het clubschip verplaatsen tegen het afscheidingsvlot van de HWN en de ARZV verplaatsen naar de Jaap Willemse steiger.

Uitgaande van deze twee plannen werden er tekeningen gemaakt, zoals de commissie dacht dat het zou moeten worden. Er werden bezoeken gebracht aan andere havens om ideeën op te doen. Aannemers werden aangeschreven voor offertes en omdat de ARZV een belangrijk onderdeel was in de gemaakte plannen, werd deze vereniging uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek werd al gauw duidelijk dat de ARZV wel blij was met de voorgestelde plannen, want dat paste goed in hun nieuwbouwplan voor een nieuwe loods.

Wat ook heel goed uitkwam, was dat op het moment dat er plannen gemaakt werden om de haven te veranderen, de haven uitgebaggerd moest worden. Het clubschip moest verhaald worden en het was een leuk gezicht om te zien dat Ome Jaap Willemse de leiding had bij het verhalen van het clubschip. En dan te bedenken dat hij diegene was die de ark als eerste de haven binnen sleepte, maar toen nog als actief dienende.

Bij het baggeren bleek dat er vroeger niet zo nauw met het milieu werd omgesprongen. Tot grote verbazing van omstanders, kwam er een complete scheepsmotor boven water en allerlei andere rotzooi. Jammer genoeg werden er tijdens het baggeren ook fouten gemaakt ondanks onze aanwijzingen dat er bij de walkant niet dieper gebaggerd mag worden dan 90 centimeter, ging men tot twee meter diepte. Het gevolg van te diep baggeren is dat de wal is gaan verzakken.

Maar nu verder met de haven. Door het bestuur werd gekozen voor plan twee. Het clubschip naar het scheidingsvlot met de HWN. Als aannemer werd de firma Kuipers en Leeuwenkamp aangetrokken. Wat nog restte was de financiële afwikkeling. Om de kosten te drukken werd er door een aantal vrijwilligers begonnen met het slopen van de Jaap Willemse steiger. Dat bleek achteraf niet zo gemakkelijk te gaan. Ondanks dat het al in het najaar was, kostte het menig zweetdruppeltje.

Als eerste werden de palen, voor het afmeren van het clubschip, de grond in geheid. Met behulp van sleepboten van de Havendienst werd het clubschip daarna op zijn nieuwe plaats gemanoeuvreerd. Doordat het schip gedraaid werd moest er een nieuw entree gemaakt worden. Hier werden eveneens de financiële middelen gevonden en kon een aanvang gemaakt worden.

De winter van 1996/97 speelde ons wel parten, gedurende vele weken lag het werk stil, vanwege de ijsgang kon er niet gewerkt worden. Voor aanvang van het nieuwe seizoen moest de haven gereed zijn. Gelukkig kwam alles op tijd gereed en kon door onze beschermheer Vice Admiraal L. Kroon op 7 juni 1997, precies twee jaar na het instellen van de Haven commissie, onder grote belangstelling de haven officieel worden geopend.

MWV ZEELAND

Dat onze leden uit het gehele land komen is bekend. Om ook onze vrienden in Zeeland gelegenheid te geven hun watersport te beoefenen, bestaat al jaren de afdeling Zeeland. De watersport beoefening vond plaats vanuit het kanaal door Walcheren voor de sluis van Veere, op het terrein van de voormalige mijnenstelplaats van de Koninklijke Marine. Het complex werd op dat moment gebruikt als opslagplaats voor de in aanbouw zijnde GW Fregatten, met als voordeel dat het werd bewaakt door de MBK, die naast het complex woonde. Vanuit onze haven zijn vele wedstrijden gezeild waaronder ook de clubkampioenschappen. Ook hebben velen uit Zeeland en "aanloop bemanningen" daar hun fel begeerde brevet en CWO diploma gehaald.

Toen het complex overgedaan werd aan de Domeinen, was voor ons de tijd gekomen om een ander onderkomen te zoeken. We hadden eerst nog geprobeerd om via onze bazen in Den Haag het complex te behouden, maar dat mocht niet baten. We werden, als ik het goed heb, wel in de gelegenheid gesteld om het te kopen maar een miljoen was toch wel iets te hoog voor onze vereniging. We hebben ook nog een poging gedaan om samen met de zeevaartschool te gaan samenwerken, zij waren de beheerders, van wat nu het buitencentrum heet.

Maar dan moesten wij ons voor ƒ 40.000,-- inkopen dus dat ging ook niet door. We zijn toen verhuisd naar de overkant van het kanaal en terecht gekomen bij de Marina Veere met als eigenaar de heer Vroom. We hadden de beschikking over een gezamenlijke wachthut op de steiger, maar bij grote evenementen mochten we gebruik maken van een grote loods die vroeger door de MLD gebruikt werd voor de watervliegtuigen. Om toch een eigen onderkomen te hebben werd er een grote container aangekocht, die bij het kabelgat op de kazerne te Vlissingen geheel verbouwd werd met ramen, deuren en stromend water uit een aan het plafond gehangen tank. De in dienststelling vond plaats in 1988 door de burgemeester mevrouw Mont Frans en de toenmalige Commandant Maritiem de heer Nillisen. We gaven er een officieel tintje aan dat kon nooit geen kwaad, maar helaas de burgemeester vertrok naar Katwijk en het college van BW Veere vond dat een container niet kon. Dat hield dus in dat we weer moesten verkassen, maar waarheen?

Gelukkig konden we terecht bij het buitencentrum te Veere, wat intussen in andere handen was gekomen en dat zag er allemaal heel goed uit. We hadden veel ruimte en er was een mogelijkheid om te kamperen, dus de container daar geplaatst. De beheerder, echter, had ons op een verkeerde plaats gezet, die toebehoorde aan de scouting Zeeland. Al het werk voor niets, maar we lieten de moed niet zakken. Uiteindelijk kregen we een plaats toegewezen op het voorterrein met uitzicht op de boten, maar met minder bewegingsruimte. Om er zeker van te zijn niet weer weggeschopt te worden, hebben we alles goed geregeld met de gemeente Veere, wat inhield dat de container weer aangepast moest worden en voorzien van een houten omhulsel, hetgeen goed paste bij de landelijke omgeving. Het plaatsen van de container was geen gemakkelijke opgave daar er veel bomen omgehakt moesten worden en dat in hartje winter. Maar met twee kranen, één van het Korps en één van de Landmacht werd de klus toch geklaard. Hier hebben we toch een aantal jaren veel plezier gehad en kunnen genieten van de watersport. Daar de samenwerking met de beheerderniet al te best was, moesten we helaas weer uitkijken naar een nieuwe locatie.

In samenwerking met het hoofdbestuur zijn we uiteindelijk terecht gekomen bij het badhotel te Arnemuiden met een geheel nieuwe steiger en een wachthut. Er hoefden hier gelukkig niet zoveel werkzaamheden uitgevoerd te worden als op de vorige locaties. Deze locatie had vele mogelijkheden en lag ook aan het Veerse Meer. 

Helaas is enkele jaren later een einde gekomen aan de afdeling in Zeeland wegens gebrek aan animo en het sporadisch gebruik van de jachten aldaar. De sluiting van Marine Kazerne Vlissingen heeft daar zeker ook zijn invloed op gehad.