Artikelindex

Artikel_6._Goed Bestuur

  1. Alle bestuursleden dienen te handelen in het belang van de vereniging. Dat betekent dat zij in hun functie zullen handelen als bestuurder en niet als privépersoon, zowel intern (binnen de vereniging) als extern (in relatie met derden).
  2. Twee leden van het bestuur, waaronder tenminste één lid van het dagelijks bestuur, kunnen in spoedeisende gevallen een voorlopige beslissing nemen, met dien verstande, dat deze voorlopige beslissing zo spoedig mogelijk dient te worden bekrachtigd in een reguliere bestuursvergadering.
  3. Bij aankopen/opdrachten stellen de bestuursleden het belang van de vereniging voorop. In situaties die van belang zijn voor de vereniging, handelen de bestuursleden niet op basis van persoonlijke voorkeur maar op basis van wat goed is voor de vereniging.
  4. Het bestuur:
    1. Dient bewust om te gaan met het aangaan van verplichtingen en het doen van betalingen/uitgaven van het verenigingsgeld.
    2. Dient het aangaan van verplichtingen c.q. het doen van aankopen door bestuursleden te laten geschieden binnen de vastgestelde begroting en met inachtneming van artikel 10, lid 2 en 3, van de statuten.
    3. Kan aan bestuursleden bepaalde (schriftelijk vastgelegde) volmachten verlenen.
  1. Het bestuur heeft, in spoedeisende gevallen die niet in de begroting zijn opgenomen, de instemming van de algemene ledenvergadering voor het aangaan van verplichtingen c.q. het doen van aankopen die leiden tot uitgaven tot €15.000 en legt daar­over verantwoording af aan de algemene ledenvergadering.
  2. Na het besluit tot het aangaan van verplichtingen of uitgaven tot een maximum van €15.000 vraagt het bestuur minimaal 2 offertes aan bij verschillende leveranciers. De offertes dienen te worden besproken en de besluitvorming over de keuze dient te worden vastgelegd in de notulen van de desbetreffende bestuursvergadering.